Dikkopjes zijn vlinders met temperament:zenuwachtig, territoriaal ( dat maakt het wat gemakkelijker ol te fotograferen)... maar ook moeilijk te determineren. ik heb nog tientallen foto's van exemplaren die ik niet op soort kan brengen. Ook hier op de site kunnen er nog fouten in geslopen zijn... ik hoor het graag
Koninginnepage is natuurlijk een vlinder die iedereen kent... dat er ook een Koningspage in de bossen van Wallonië rondzwerft is minder bekend. Deze vlinder is dan ook veel zeldzamer hier. In Zuid-Europa zie je hem veel meer, op lavendelstruikjes bijvoorbeeld.
Pijpbloemvlinders zijn meesters in de goniometrie: hun vleugels zijn opgedeeld in een zaagpatroon vol kleuren. In het vroege voorjaar kom je hen tegen op hun vertrouwde plekken. Dan moet je hen nog kunnen fotograferen: het is me 2 keer niet gelukt: in een kloof in Kreta (voor de Kretapijpbloemvlinder) en het binnenland van Bulgarije voor de Oostelijke Pijpbloemvlinder.
Witjes zijn door de band wat saai om te fotograferen: het Oranjetipje is een klassieke eerste vlinder die uit de pop komt en is fotogeniek, maar de andere koolwitjes, citroentjes,... zijn moeilijk om mooi in beeld te brengen. Het Groot geaderd witje vormt dan weer een mooie uitzondering. Misschien moet ik me nog eens focussen op deze vrij algemene vlinders...
Deze kleine pages zitten meestal in struweel en zijn moeilijk te vinden. Vaak zitten ze met een aantal bij elkaar in de nabijheid van hun waardplant. Sommige soorten komen zelden naar beneden en bliven hoog in de boomtoppen om te foerageren. Als je een exemplaar vind, fladderen ze dikwijls zo 'zenuwachtig' dat ze moeilijk te fotograferen zijn. Daar komt nog bij dat ze vaak ook snel afgevlogen zijn: hun kenmerken en kleurenpracht wordt dan veel minder en happen uit hun frêle vleugels zijn dan ook vaak aan de orde.
Vuurvlinders zijn onmiskenbaar: het zijn schitterende juweeltjes in het gebied dat ze inpalmen: de mannetjes zijn op hun hoede voor elke indringer in hun territorium. Oranje flitsen zijn kenmerkend, maar ook de Bruine vuurvlinder heeft een mooie glans, die niet moet onderdoen.
Boomblauwtje en Icarusblauwtje zijn de soorten die je vandaag de dag vrij vaak tegenkomt. Er zijn er nog heel wat meer: sommigen vliegen solitair rond, andere soorten zitten vaak in groepjes. Een aantal hebben een boeiende levensloop waar mierkolonies mee deel van uitmaken: kortom een boeiende familie.
Weerschijnvlinders doen hun naam alle eer aan: de blauwe schitteringen, als je ze bekijkt in de juiste hoek, vallen altijd op. Vaak vind je ze op uitwerpselen op een boswegeltje of track. Af en toe kom je ze ergens anders tegen: mijn stadstuin bijvoorbeeld.
Deze familie waren de typische vlinders die je ging vangen in de jaren zeventig als kind. Nu zitten sommige soorten in de hoek waar de klappen vallen: Kleine vos en Landkaartje hebben het moeilijk. Dringend werk maken van een nieuw bermbeheer dat verwoestend is voor de vele insecten die er leefden: de tractors met hun industriële zuiginstallaties langs wegen en waters in Vlaanderen zijn een schande. (We moeten niet zeveren over het Amazonegebied als we zelf deze enorme ecologische vallen niet aanpassen hier ter plekke). Dit moest er even uit. Misschien is er een klein beetje hoop in mijn woonplaats...
Parelmoervlinders zijn best moeilijk om te determineren: sommige soorten zijn redelijk éénduidig, maar andere kan je bijna niet van elkaar onderscheiden. Dit doet niks aan de mooie patronen, zowel op de bovenkant, als de parelmoervlekken op de onderkant.
De zandogen zijn een grote groep van heel wat verschillende vlinders: persoonlijk vind ik de hooibeestjes de meest dankbare beestjes. Ze zijn wel miniscuul en levendig bij het minste zonlicht, maar 's morgens zijn sommigen goed te vinden Andere hooibeestjes leven in reservaten of moerassige venen: dat maakt het dan weer wat lastiger.